In buurthuis Holendrecht maak ik kennis met Merel en ik vertel haar over mijn werk bij het Odensehuis Amsterdam Zuidoost. In een notendop is dat; waar mogelijk bijdragen aan een fijn leven voor mensen met dementie en hun naasten.
Ik vertel dat het mijn indruk is dat mensen met een niet Nederlandse komaf met veel levenskunst heel goed voor hun ouders met dementie zorgen. Misschien wel beter dan Nederlanders. Merel, zelf van Surinaamse afkomst, bevestigt dit. Haar moeder had dementie. Anja, de zus van Merel zegde haar baan op en ging samen met haar moeder naar Suriname. Zij zorgde daar 14 jaar voor haar moeder. Merel stuurde iedere maand 350 euro naar haar zus zodat zij in hun levensonderhoud konden voorzien.
Rozengeur en maneschijn was het lang niet altijd. Af en toe belde Anja Merel wanhopig op en vroeg haar om naar Suriname te komen omdat het soms zo zwaar was. Dat wilde Merel heel graag maar dat ging niet. Immers, zij moest voor de inkomsten zorgen.
Alleen de laatste twee maanden van haar leven was de moeder van Merel in een verpleeghuis in Paramaribo, tot die tijd lukte het om met de familie voor haar te zorgen. Een indrukwekkend voorbeeld van de vanzelfsprekendheid waarmee voor moeder gezorgd werd.
Ik spreek mijn bewondering uit hoe Merel en Anja dit hebben aangepakt. We eindigen ons gesprek met een uitspraak van Merel, die met enige trots en blijdschap zegt: “Ja, mijn moeder is waardig gestorven.”